DE LINDE. De linde lost haar knoppen uit hun kneep, omdekt en dost haar kruin met blad en kegel, en, zon-omlaaid, daar schuift haar schaduwsleep breed uitgezwaaid alover haag en wegel. Hoe zwierig-zwaar die dichte loverhut, met hier en daar een lichte gabbe er tussen, waar 't in de gauwt, als er de wind in schudt, lijk grijzegrauwt van mezen en van mussen. Nu staat ze stil, een heerlijk vrouwenbeeld vol gratie, gril, vol zuiver' weelde en waarde; met blad en bast door gouden zon omspeeld, en moedervast met breden voet in de aarde! 11 Natuur, St.-Martens-Latem (De Praetere) z.j. (1903), 128 p. 5 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p. 7 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p. 7 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p. 14 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p. 11 René De Clercq. Daar is maar één land.... Hasselt 1964, 76 p. 18 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.